Marijke heeft een glas dat is gevuld met 60 cm³ vloeistof met een alcoholpercentage van 40%.
Ze voegt 20 cm³ water toe en roert goed.
Van dit mengsel giet ze 40 cm³ uit het glas.
Aan het overgebleven mengsel voegt ze 40 cm³ vloeistof toe met een alcoholpercentage van 20% en ze roert weer goed.
Het alcoholpercentage van het mengsel in het glas is op dat moment ........ procent.
(Vul een geheel getal in. Indien nodig afronden.)
Deze som gaat over volumeprocenten. Je mag ervan uitgaan dat water en alcohol uitsluitend mengen en geen chemische reactie of dichtheidsverandering veroorzaken.
25 anders
(Een som van Henk van Huffelen.)
60 cm³ van 40% alcohol. In dit beginmengsel is 24 cm³ alcohol.
Toegevoegd: 20 cm³ water.
Totaal 80 cm³ vloeistof, waarvan nog steeds 24 cm³ alcohol. Dat is 30% alcohol.
Uitgeschonken: 40 cm³ mengsel.
Over: 40 cm³ met 30% alcohol. Het mengsel bevat nog 12 cm³ alcohol.
Toegevoegd: 40 cm³ met 20% alcohol. Deze toevoeging bevat 8 cm³ alcohol.
Het resultaat is 80 cm³ mengsel.
Dit mengsel bevat 12 + 8 = 20 cm³ alcohol. Dat is 25%.
Of:
Aan 60 mL van 40% voegt ze 20 mL toe.
De oorspronkelijke hoeveelheid was 3/4 van de nieuwe hoeveelheid.
Het percentage wordt 3/4 x 40% = 30%.
Van deze 80 mL neemt ze de helft. Dat is 40 mL met 30% alcohol.
Ze voegt evenveel vloeistof toe van 20%.
Hierdoor middelt ze de percentages en houd je 80 mL van 25% over.
Zie ook de pagina
Procenten.