Een boer gaat naar de markt met een aantal eieren. Hij moet, vóór hij op de markt aankomt, 2 bruggen passeren. Bij elke brug moet hij de helft van zijn eieren plus twee eieren inleveren.
Op de markt aangekomen, heeft hij nog 122 eieren over.
Hij is met ........ eieren van huis gegaan.
(Een som van Henk van Huffelen.)
Je kunt terugrekenen van de markt naar huis:
Op de markt 122 eieren.
Bij de tweede brug 2 eieren ingeleverd en daarvoor de voorraad gehalveerd. Vóór de tweede brug had hij 248 eieren, want:
122 + 2 = 124 en 124 x 2 = 248
Bij de eerste brug 2 eieren ingeleverd en daarvoor de voorraad gehalveerd. Vóór de eerste brug had hij 500 eieren, want:
248 + 2 = 250 en 250 x 2 = 500
Of bereken het met vergelijkingen:
Noem het aantal eieren waarmee hij van huis gaat a.
Bij de eerste brug levert hij in:

a + 2.
Hij houdt nog over:

a - 2.
Bij de tweede brug levert hij in:

x (

a - 2) + 2.
Hij houdt nog over:

x (

a - 2) - 2 = (

a - 1) - 2 =

a - 3 en dat zijn 122 eieren, staat in de opgave.

a - 3 = 122

a = 125
a = 500
Zie ook de pagina
Gemengde bewerkingen.