In een grote rechthoekige bak (l x b x h = 80 x 50 x 60 cm) zit 60 liter water.
In die bak wordt een kleinere bak geplaatst (l x b x h = 40 x 25 x 60 cm). In deze bak zit 40 liter water. De kleine bak staat op de bodem van de grote bak.
Er is nu ........ cm hoogteverschil tussen de waterspiegels van de beide bakken.
Je mag de bodem- en wanddikte van de bakken verwaarlozen.
(Vul een geheelgetal in. Rond zo nodig af.)
(Een som van Henk van Huffelen.)
Grote bak:
De bodem is 4000 cm², oftewel 40 dm².
Er zit 60 liter water in. 60 dm³ : 40 dm² = 1,5 dm.
In de grote bak staat aanvankelijk 15 cm water.
Kleine bak:
De bodem is 1000 cm², oftewel 10 dm².
Er zit 40 liter water in. 40 dm³ : 10 dm² = 4 dm.
In de kleine bak staat 40 cm water.
Doordat de kleine bak in de grote bak geplaatst wordt, stijgt het waterniveau in de grote bak. De nuttige vloeroppervlakte van de grote bak is namelijk 10 dm² kleiner geworden.
Er zit 60 liter water in. 60 dm³ : 30 dm² = 2 dm.
In de grote bak staat uiteindelijk 20 cm water.
Het hoogteverschil is 40 - 20 = 20 cm.
Zie ook de pagina
Inhoud.