Je hoeft dit niet te behandelen als twee deelsommen, maar als twee verhoudingen.
In de eerste verhouding is het linker getal 3 en in de tweede verhouding is het linker getal 19.
19 is 6 x 3.
Als je het rechter getal uit de eerste verhouding ook vermenigvuldigt met 6, is de verhouding weer in balans:
6 x 3 = 20.

Zie ook de pagina Verhoudingen.

Bij deelsommen met kommagetallen moet je goed opletten waar je de komma plaatst in het antwoord.

Zie ook de pagina Kommagetallen delen.

Het verschil zit in het tweede stuk van 20 kilometer. Als hij netjes 100 km/u was blijven rijden, zou hij die afstand afleggen in uur en dat is 12 minuten.
Nu hij 120 km/u rijdt, doet hij dat traject in uur en dat is 10 minuten. Dat is dus 2 minuten tijdwinst.

Zie ook de pagina Snelheid.

(Een som van Benjamin van Oosterom.)
Vader en moeder eten ieder twee keer zo snel als hun kind. Als ze tegelijk eten, eten ze samen 5 x zo snel als het koalabeertje in z'n eentje, want 1 + 2 + 2 = 5.
De boom wordt daarom in 1/5 van de tijd kaalgevreten.
10 uur : 5 = 2 uur.

Of:
Vader en moeder eten ieder in 10 uur 2 bomen kaal. Met z'n drieën eten ze in 10 uur 5 bomen kaal.
Dat is 2 uur per boom.

Of:
De vader en de moeder eten in 1 uur 20% van de boom kaal, het kind eet in 1 uur 10% van de boom kaal.
In 1 uur eten ze samen 50% van de boom kaal.
En in 2 uur 100%.

Zie ook de pagina Gemengde bewerkingen.