Calcula en Calculus hebben allebei 50 gelijke munten.
Calcula legt munten in de vorm van een gelijkzijdige driehoek, ongeveer zoals hierboven, maar de driehoek is groter.
Calculus legt tegelijkertijd munten in de vorm van een vierkant, ook groter dan het voorbeeld hierboven.
Ze proberen zo weinig mogelijk munten over te houden.
Ze gebruiken allebei evenveel munten.
Er blijven ........ munten ongebruikt.
(een som van Carel Willem de Visser)
Calcula en Calculus gebruiken ieder 48 munten.
Dat zijn 96 munten in totaal.
Dan blijven er 100 - 96 = 4 munten ongebruikt.
De driehoek bestaat uit drie even lange rijen munten, het vierkant uit vier even lange rijen. Als je de hoeken bij slechts één zijde laat meetellen (zoals de kleuren in de tekening) moet het aantal munten van een driehoekzijde deelbaar zijn door 4 en het aantal munten van een vierkantzijde moet deelbaar zijn door 3. Alleen dan kunnen de totale aantallen in beide figuren gelijk zijn.
De kleinste mogelijkheid:
3 x 4 en 4 x 3 (de kleine tekening boven de opgave).
De volgende mogelijkheid:
3 x 8 en 4 x 6 (beide figuren hebben 24 munten, samen 48).
De volgende mogelijkheid:
3 x 12 en 4 x 9 (beide figuren hebben 36 munten, samen 72).
De volgende mogelijkheid lukt nog net met 100 munten:
3 x 16 en 4 x 12 (beide 48, samen 96).
Of:
Het grootste getal, kleiner dan 50, dat deelbaar is door 3 én 4, is 48. Voor de grootste driehoek zijn dus 3 x 16 munten nodig, voor het grootste vierkant 4 x 12 munten. Ze houden dus ieder 2 munten, samen 4, over.
Volgens bovenstaande redenering kunnen er, met telkens 48 munten, ook een regelmatige zeshoek, achthoek en twaalfhoek gelegd worden. Zelfs een 24-hoek is mogelijk, maar dan heeft iedere zijde maar twee munten, en vormen de munten een cirkel.
Zie ook de pagina
Vermenigvuldigen.