Je hebt een ronde houten plaat met een diameter van 1 meter.
Hieruit zaag je het grootst mogelijke vierkant.
De oppervlakte van het vierkant is ........ dm².
(Rond zo nodig af op hele dm². Tip: je hebt Pythagoras er niet bij nodig!)
(Een som van Carel Willem de Visser.)

Zoals in de tekening te zien is, zijn de diagonalen van het vierkant gelijk aan de diameter van de cirkel dus 10 dm.
De diagonalen verdelen het vierkant in 4 driehoeken, die in tweetallen ook vierkanten vormen van elk 50 cm x 50 cm.
In totaal 2 x 5 dm x 5 dm = 50 dm².
Een andere manier: Met één diagonaal verdeel je het vierkant in twee driehoeken met basis 100 cm en hoogte 50 cm. De oppervlakte van een driehoek =
1/2 x basis x hoogte=
1/2 x 10 dm x 5 dm = 25 dm².
Twee van die driehoeken zijn samen 50 dm².
Zie ook de pagina
Oppervlakte.