Bij de bakker kost een bruin broodje 50 cent.
Als je er 5 tegelijk koopt, hoef je er maar 4 te betalen.
Elsie maakt gebruik van deze aanbieding en koopt 5 broodjes.
Voor haar kosten de broodjes nu ........ cent per stuk.
(Vul een heel getal in.)




40 



anders
(Een som van Jacques Schopman.)
Zij moet 4 x 50 cent = 200 cent betalen.
Daarvoor krijgt ze 5 broodjes.
1 broodje kost dan 200 : 5 = 40 cent.
Zie ook de pagina
Delen.