Een priemgetal is een getal dat groter is dan 1 en alleen deelbaar is door 1 en door zichzelf (met een heel getal als uitkomst.)
A, B en C zijn 3 verschillende priemgetallen.
A is het grootste van de drie getallen en C het kleinste.
A x B x C = 682.
B - C = ........
(Een som van Jacques Schopman.)
Alle priemgetallen zijn oneven, behalve het getal 2.
De uitkomst van de vermenigvuldiging is een even getal.
Dat betekent dat een van de getallen 2 is.
C = 2
A x B x 2 = 682
A x B = 341
Welke priemgetallen zijn A en B?
Je kunt 341 niet delen door 3, 5 of 7 (zonder een breuk over te houden), maar wel door 11.
341 : 11 = 31
De enige mogelijkheid is:
A = 31, B = 11, C = 2.
B - C = 11 - 2 = 9
Zie ook de pagina
Priemgetallen.