Trek eerst de eenheden eraf (25 - 3 = 22). Daarna de tientallen (22 - 10 = 12).

Zie ook de pagina Aftrekken.

Je hoeft dit niet te behandelen als twee deelsommen, maar als twee verhoudingen.
Als je de getallen aan beide kanten van het deelteken met 3 vermenigvuldigt, blijft de verhouding hetzelfde.

Bij de tweede vergelijking is het eerste getal (18) drie keer zo groot als het eerste getal van de eerste vergelijking (6). Daarom is het tweede getal van de tweede vergelijking (12) ook drie keer zo groot als het tweede getal van de eerste vergelijking (4).

Zie ook de pagina Verhoudingen.

20% is hetzelfde als delen door 5.
5 : 5 = 1

Zie ook de pagina Makkelijke percentages.

(Een som van Jacques Schopman.)
Herman pakt 1/4 deel van 60 knikkers = 15 knikkers.

Er blijven er dan 45 over. Daarvan pakt Joris 1/3 deel = 15 knikkers.

Er zitten dan nog 30 knikkers in de pot, waarvan Bert er de helft uit haalt = 15 knikkers.

15 knikkers zitten er nu nog in de pot.
15 van de 60 = 1/4 deel = 25%.


Of:
Herman pakt 1/4 deel, blijft over 3/4 deel.
Joris pakt 1/3 van 3/4 deel = 1/4 deel. Blijft over 1/2 deel.
Bert pakt de helft van 1/2 deel = 1/4 deel.
Blijft over 1/4 deel = 25%.

Zie ook de pagina Hoeveel procent.