Je kunt getallen van elkaar aftrekken. Soms is dat makkelijk, soms zijn de getallen wat groter en dan is het aftrekken wat lastiger.
Eerst een makkelijk sommetje:
Peter heeft acht euro. Hij koopt een broodje van drie euro. Hoeveel heeft hij nog over?
8 - 3 = 5
- =
Splitsen
34 - 6 = ?
Je kunt deze som in twee stappen doen, door het getal 6 te splitsen in 4 en 2:
34 - 4 = 30
30 - 2 = 28
Je ziet dat het tiental 3 bij de tweede stap in een 2 is veranderd. Je hebt een tiental 'geleend'.
Splitsen met grotere getallen
352 - 87 = ?
Als je dit uit het hoofd wilt uitrekenen, kun je het getal 87 splitsen:
Op papier aftrekken met 'lenen'
Als je de getallen te groot vindt worden, schrijf ze dan op. Zorg ervoor dat de rechterkant van de getallen (de eenheden) recht onder elkaar staan.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
352 - 87 = ?
STAP 1 | STAP 2 | STAP 3 | STAP 4 |
HTE 352 87
|
4 352 87 5 |
24 352 87 65 |
24 352 87 265 |
STAP 1:
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 2 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 2. Ga een tiental lenen*. Je verandert de 5 in een 4 en mag dan 12 - 7 uitrekenen. Dat is 5. Schrijf een 5 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 5 was veranderd in een 4. De som 4 - 8 lukt niet, want 8 is groter dan 4. Ga een honderdtal lenen. Je verandert de 3 in een 2 en mag dan 14 - 8 uitrekenen. Dat is 6. Schrijf een 6 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 265.
* Het woord "lenen" is misschien niet zo goed in dit verband, want wat je leent moet je ook teruggeven. Een betere term zou kunnen zijn: inwisselen, zoals je een briefje van 10 euro inwisselt voor 10 losse euro's.
Dubbel 'lenen'
Als het bovenste getal nullen bevat, wordt lenen moeilijker.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
301 - 87 = ?
STAP 1 | STAP 2 | STAP 3 | STAP 4 |
HTE 301 87
|
29 301 87 4 |
29 301 87 14 |
29 301 87 214 |
STAP 1:
Zet de getallen recht onder elkaar, eenheden onder eenheden (E), tientallen onder tientallen (T), honderdtallen onder honderdtallen (H).
STAP 2:
Let alleen op de eenheden. De som 1 - 7 lukt niet, want 7 is groter dan 1. Je wilt een tiental lenen, maar dat lukt niet. Leen daarom een honderdtal. Je verandert de 3 in een 2 en de 0 in een 9 en mag dan 11 - 7 uitrekenen. Dat is 4. Schrijf een 4 onder de streep op de plaats van de eenheden.
STAP 3
Let nu alleen op de tientallen. De 0 was veranderd in een 9. De som 9 - 8 lukt nu meteen. Dat is 1. Schrijf een 1 onder de streep op de plaats van de tientallen.
STAP 4
Nu de honderdtallen nog. De 3 was al in een 2 veranderd. Je hoeft er niets van af te trekken. Schrijf de 2 onder de streep. Nu staat het antwoord er: 214.