Als je getallen met elkaar vermenigvuldigt, is het handig als je de tafel van 1 t/m 10 goed kent, want daarmee los je alle vermenigvuldigingen op.
Een voorbeeld:
Henk heeft vier pakken koeken. In elk pak zitten zes koeken. Hoeveel koeken heeft Henk?
4 x 6 = 24
Dat weet je direct dankzij de tafel van 6.
Iets moeilijker:
Henk heeft vier pakken koeken. In elk pak zitten 26 koeken.
Hoeveel koeken heeft Henk?
4 x 26 = ?
Dat kun je snel uitrekenen omdat je 4x2 en 4x6 kent.
Hak de som in stukjes, door 26 te verdelen in 20 en 6:
4 x 20 = 80
4 x 6 = 24
Nu hoef je alleen nog maar die twee getallen bij elkaar op te tellen.
80 + 24 = 104
Henk heeft dus 104 koeken.
Nog iets moeilijker, maar nog steeds uit het hoofd:
Je maakt een slinger van 32 kleurplaten. De kleurplaten zijn 29 cm breed.
Hoe lang wordt de slinger als je alle kleurplaten zonder tussenruimte aan de slinger hangt?
32 x 29 = ?
Dit kun je op verschillende manieren doen. We noemen twee manieren:
MANIER 1
De eerste manier lijkt op de vorige vermenigvuldiging: splits het getal 32 in 30 en 2.
Reken uit:
30 x 29 = 870
2 x 29 = 58
Tel daarna de uitkomsten op: 870 + 58 = 928.
Je hebt dus een slinger van 928 cm, oftewel 9,28 meter.
MANIER 2
De tweede manier is vooral handig als een van de getallen op een 9 eindigt.
Bereken eerst hoe lang de slinger zou zijn als de tekeningen 30 cm breed zouden zijn. Dat is dan 32x een centimeter te veel. Die 32 cm trek je er aan het eind weer af.
32 x 30 = 960
32 x 1 = 32 (de 32 extra centimeters)
Reken tot slot uit: 960 - 32 = 928
Je krijgt dezelfde uitkomst, een slinger van 928 cm, oftewel 9,28 meter.
Zo zie je maar: het geeft niet op welke manier je het doet, als het maar een goede manier is.
Vereenvoudigen
Een vermenigvuldiging wordt soms makkelijker als je even goochelt met de getallen. Een voorbeeld:
16 x 55 = ?
Voor deze truc maak je gebruik van de tafel van 2. Je weet: 8x2=16
Je kunt daarom ook schrijven:
8 x 2 x 55 = ?
Als je drie getallen met elkaar vermenigvuldigt, mag je zelf weten in welke volgorde je dat doet. De berekening 2 x 55 = 110 is niet zo moeilijk. Eigenlijk staat er dus:
8 x 110 = 880
Bovenstaand trucje kun je vaak gebruiken als een van de twee getallen daardoor een rond getal wordt. Je deelt het ene getal door 2 en vermenigvuldigt het andere getal met 2, waardoor de uitkomst hetzelfde blijft.
Het gebruikte getal hoeft niet altijd 2 te zijn. Kijk maar eens naar dit voorbeeld:
36 x 250 = ?
Deel 36 door 4 en vermenigvuldig 250 met 4. Dan staat er:
9 x 1000 = 9000
Als de getallen nog groter worden, raak je de tel misschien kwijt. Gebruik dan pen en papier als hulpmiddel. Bijvoorbeeld:
426 x 39 = ?
Zet de twee getallen onder elkaar, met de rechterkant recht onder elkaar.
H = Honderdtallen, T = Tientallen, E = Eenheden.
STAP 1 | STAP 2 | STAP 3 | STAP 4 |
HTE 426 39 x
|
426 39 x 54 180 3600 |
426 39 x 54 180 3600 180 600 12000
|
426 39 x 54 180 3600 180 600 12000 + 16614 |
STAP 1
Zet de getallen recht onder elkaar. Honderdtallen (H) recht onder elkaar, tientallen (T) recht onder elkaar, eenheden (E) recht onder elkaar.
STAP 2
Reken uit: 9 x 6= 54, 9 x 20 = 180, 9 x 400 = 3600
STAP 3
Reken uit: 30 x 6 = 180, 30 x 20 = 600, 30 x 400 = 12000
STAP 4
Tel alle uitkomsten op: 54 + 180 + 3600 + 180 + 600 + 12000 = 16614
De negenproef
Als je een ingewikkelde vermenigvuldiging hebt gedaan, kun je controleren of de uitkomst klopt met behulp van de 'negenproef'. Het is geen betrouwbaar bewijs dat het antwoord goed is, maar je kunt er wel snel mee ontdekken of een antwoord fout is. Het gaat zo:
De berekening
|
De negenproef (stap 1) |
(stap 2) |
(stap 3) |
426 29 x 12354 |
4+2+6 = 12 2+9 = 11 1+2+3+5+4 = 15 |
1+2 = 3 1+1 = 2 1+5 = 6 |
3 2 x 6 |
Als het onderste cijfer van stap 2 geen 6 zou zijn geweest, wist je zeker dat het antwoord fout was. Er zijn echter nog veel meer getallen waarbij de negenproef een 6 oplevert (bijvoorbeeld 12345), dus als het cijfer klopt, heb je nog geen echte zekerheid.
Faculteit van een getal
In de wiskunde bestaat een verkorte schrijfwijze als je opeenvolgende gehele getallen met elkaar moet vermenigvuldigen. Dat doe je met een uitroepteken. Bijvoorbeeld:
4! betekent (1 x 2 x 3 x 4). Je spreekt dit uit als '4 faculteit' of 'de faculteit van 4'.
4! = 24
6! = 720
De faculteit van een getal wordt o.a. gebruikt bij kansberekeningen. Als je moet uitrekenen op hoeveel manieren je 8 verschillende knikkers kunt rangschikken, is dat 8!, want op de eerste positie heb je de keus uit 8 knikkers, op de tweede positie kun je nog kiezen uit 7 knikkers, enzovoort.
Zo kom je op 8 x 7 x 6 x 5 x 4 x 3 x 2 x 1 mogelijkheden, kortweg 8!, oftewel 40.320 mogelijkheden.