Judith neemt een getal in gedachten en ze wil alle bewerkingen die ze kent gebruiken: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, kwadrateren en worteltrekken.
Ze wil dat het eindantwoord gelijk is aan het getal waarmee ze begon.
Ze berekent eerst het kwadraat van het begingetal.
De uitkomst vermenigvuldigt ze met 8.
Daarna deelt ze deze uitkomst door 2.
Van de uitkomst berekent ze de wortel.
Dan telt ze er 4 bij op.
De laatste uitkomst vermindert ze met 18.
De einduitkomst is gelijk aan het begingetal.
Het begingetal is ........ .




14 



anders
(Een som van Henk van Huffelen.)
De hele berekening kun je zo schrijven:

(a² x 8 : 2) + 4 - 18 = a
Vermenigvuldigen met 8 en daarna delen door 2 is hetzelfde als vermenigvuldigen met 4.

(a² x 4) + 4 - 18 = a
Ergens 4 bij optellen en dan 18 aftrekken is hetzelfde als 14 aftrekken.

(a² x 4) - 14 = a
De wortel uit (a² x 4) is gelijk aan a x 2.
a x 2 - 14 = a
2a - 14 = a
2a - a = 14
a = 14
Het begingetal is 14.
Controle stap voor stap:
14² = 196
196 x 8 = 1568
1568 : 2 = 784

(784) = 28
28 + 4 = 32
32 - 18 = 14
Zie ook de pagina
Gemengde bewerkingen.