Een rij kinderen staat klaar voor de gymles.
De meester loopt langs en verdeelt de groep:
twee kinderen gaan voetballen,
het derde kind gaat klimmen,
dan weer twee voetballers,
dan weer een klimmer,
enzovoort.
Hij eindigt met een klimmer.
Er zijn 14 voetballers.
Er zijn ........ klimmers.
7 anders
2 voetballers = 1 klimmer
4 voetballers = 2 klimmers
14 voetballers = 7 klimmers.
Zie ook de pagina
Verhoudingen.
Janneke heeft 4 vierkante vouwblaadjes van 10 cm x 10 cm.
Ze legt deze zo tegen elkaar aan dat een groot vierkant ontstaat.
De omtrek van dat grote vierkant is ........ cm.
80 anders
Het grote vierkant bestaat uit twee rijen van twee vouwblaadjes.
Elke zijde van het vierkant is 20 cm.
De omtrek is 4 x 20 cm = 80 cm.
Zie ook de pagina
Omtrek.