In een rekenboek uit 1910 worden lengtematen uitgelegd.
In die tijd was een G.M. (Geografische Mijl) nog een gangbare term voor 7407 meter en een U.G. (uur gaans) was 5556 meter.
Nu je dit weet, kun je ook berekenen:
16 U.G. = ........ G.M.
(Vul een geheel getal in. Rond zo nodig af.)
12 anders
1 U.G. = 5556 / 7407 G.M. =
0,750101256 G.M.
16 U.G. = (afgerond) 12 G.M.
Of:
5556 x 16 = 88.896
88.896 : 7407 = 12,006...
Afgerond 12 G.M.
Zie ook de pagina
Meten en wegen.
Lisanne tekent een gelijkbenige driehoek, waarvan de basis b en de hoogte h is (rood in de tekening).
Daarnaast tekent ze precies dezelfde driehoek, maar daarin trekt ze een lijn, evenwijdig aan de basis. Zo ontstaat een kleinere driehoek (geel in de tekening) met hoogte a. De tekening is niet in de juiste proporties.
De oppervlakte van de gele driehoek is de helft van de oppervlakte van de rode driehoek.
Wat is de hoogte a van de gele driehoek?
Tip: Als de basis van de driehoek een bepaalde factor korter wordt, dan geldt dit ook voor de hoogte.
a = h x 0,5
a = h x 0,5 x 2
a = h x 0,75
a = h x 0,6
(Een som van Henk van Huffelen.)
De oppervlakte van een driehoek is 0,5 x b x h.
Als de basis van de driehoek een bepaalde factor korter wordt, dan geldt dit ook voor de hoogte.
De basis en de hoogte worden allebei gedeeld door dezelfde factor.
Noem de factor f.
De basis van de gele driehoek is f x b, de hoogte is f x h. (Hier zijn b en h de waarden van de rode driehoek.)
De oppervlakte van de gele driehoek is:
0,5 x f x b x f x h.
Dat is 0,5 x f² x b x h.
De oppervlakte van de gele driehoek is de helft van de oppervlakte van de rode driehoek.
0,5 x f² x b x h = 0,5 x 0,5 x b x h
f² = 0,5
f =
(0,5)
f =
(0,5 x 0,5 x 2)
f = 0,5 x
2
Zowel de basis als de hoogte worden vermenigvuldigd met 0,5 x
2.
hoogte a = h x 0,5 x
2
Zie ook de pagina
Oppervlakte.